ZILVEREN THEEBUS
Reynier Brandt,
Amsterdam,
1781
391 gram, 11cm hoog, 9,9 x 7 cm breed
De zijden en het scharnierende deksel van de rechthoekige theebus zijn gegraveerd met een rand van liggende ovalen in stippelgravures en zijn afgezet met een parelrand. Een sleutelgat met sleuteltje bevindt zich vlak onder het scharnierende deksel. Volledig gekeurd aan de onderzijde van de theebus en met het herkeur van 1795 voor Amsterdam.
De zilversmid
De zilversmid Reynier Brandt werd geboren in 1707 te Wezel (Duitsland), als zoon van Wilhelm Brandt en Anna Katharina Westerholt.[1] Op 5 mei1734 werd hij ingeschreven als burger (poorter) van de stad Amsterdam met de vermelding zilversmid en afkomstig uit Wesel.[2] In 1734 werd hij opgenomen als zilversmid in het gilde van Amsterdam. Enkele jaren daarna, in 1737, huwde hij Maria van Wierop, die toen al weduwe was van zijdekousemaker Hendrik Swiering. Voor Maria was dit het tweede huwelijk. Haar zoon, Reijnier Swiering werd de stiefzoon van Reynier.[3] Het paar vestigde zich op de Lauriergracht waar zij volgens de aantekening van de ondertrouw ook beiden al woonden.
In 1788 overleed de Hervormde Reynier Brandt en werd begraven op 11 december in de Westerkerk, waar ook zijn echtgenote Maria begraven werd op 11 april 1782. Na de dood van zijn echtgenote in 1782 ging Reynier Brandt inwonen bij zijn zoon Gerrit Brandt die ook zilversmid was, op de Prinsengracht bij de Berenstraat.[4]
Stiefzoon Reijnier Swiering, die gewerkt heeft bij zijn stiefvader, zal ook voor de firma Peirolet gewerkt hebben. Stiefzoon Reijnier erfde na de dood van zijn moeder en Reynier Brandt niets, aangezien alle testamenten werden herroepen en uiteindelijk alleen zoon Gerrit Brandt (*1737) erfgenaam was.
Reynier Brandt was zeer productief tijdens zijn lange leven. Hij vervaardigde veelal manden, dienbladen en strooibussen.
Thee
Het gebruik van thee hebben we in Nederland te danken aan de zeventiende-eeuwse koopvaardijvaarders van de VOC, die in China en Japan in aanraking kwamen met deze lekkere drank. Zij zagen handel in dit product en transporteerden grote hoeveelheden naar met name Amsterdam, waar de thee in pakhuizen werd opgeslagen en daarna voor hoge bedragen werd geveild. Thee was daardoor tot de eerste helft van de achttiende eeuw een drank voor uitsluitend de zeer welgestelden. Aanvankelijk werd thee zelfs als medicijn beschouwd, gepropageerd door artsen als Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp en Bontekoe. Thee zou het bloed zuiveren en de geest verhelderen en vooral de kas van de aandeelhouders van de VOC spekken. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de drank als genotmiddel genuttigd door veelal deftige dames, die theekransjes organiseerden. Het theegebruik begon in de achttiende eeuw steeds meer in zwang te raken. Er werden zelfs speciale ruimtes in huis en buitenshuis ingericht met een theetafel met alles erop en eraan. De theekoepels bij de buitenplaatsen o.a. aan de Vecht zijn daar nog een blijvend voorbeeld van.
Het theegerei bestond voornamelijk uit kostbare porseleinen en zilveren voorwerpen, die de hoge prijs van de thee nog eens onderstreepten. Zilversmeden kregen de opdracht kleine zilveren trekpotjes te vervaardigen en grote zilveren waterketels op komfoor, die dienden om heet water bij te schenken op de sterk gezette thee in het trekpotje. Ook zilveren theebussen met slotje en theekisten met theebussen erin werden besteld. De theekisten bevatten meestal drie bussen, voor twee soorten thee met de mengbus in het midden.
[1] Citroen 1975, nr. 783. Citroen vermeldt hier dat hij geboren is in Wesel 1702. Dit kan niet juist zijn omdat Reynier bij zijn huwelijk opgeeft dat hij 30 jaar oud is, zijn geboorte zal dus 1707 moeten zijn. Vreeken 2003, p.425 vermeldt wel het juiste jaar, maar heeft niet de namen van zijn ouders vermeld. De namen van zijn ouders zijn overgenomen uit Citroen. GAA DTB 5001, 579, p. 392.
[2] GAA, 5033, poorterboeken deel 20 (1730-1734) p. 453.
[3] Vreeken 2003, p. 425. Reijnier Swierink werd zilversmid in 1756, van hem is geen meesterteken bekend.
[4] Citroen 1975, nr. 1100.
DUTCH SILVER TEA CADDY
Reynier Brandt, Amsterdam, 1781
391grams; 11cm high, 9,9 x 7 cm width
The sides and hinged lid of the rectangular tea caddy are engraved with a border of horizontal ovals in stipple engravings and are trimmed with a pearl border. A keyhole with a key appears under the lid of the tea caddy. Fully marked on the reverse of the tea caddy.
The silversmith Reynier Brandt was born in 1707 in Wezel (Germany), as the son of Wilhelm Brandt and Anna Katharina Westerholt. On May 5, 1734 he was registered as a citizen (poorter) of the city of Amsterdam with the description : ‘silversmith and from Wesel’. In 1734 he was admitted as a silversmith in the guild of Amsterdam. A few years later, in 1737, he married Maria van Wierop, who was already the widow of silk stocking maker Hendrik Swiering. For Maria, it was her second marriage. Her son, Reijnier Swiering, became Reynier's stepson. The couple settled on the Lauriergracht where, according to the note of the marriage, they both already lived. In 1788 the Reformed Reynier Brandt died and was buried on 11 December in the Westerkerk, where his wife Maria was also buried on 11 April 1782. After the death of his wife in 1782, Reynier Brandt went to live with his son Gerrit Brandt, who was also a silversmith, on the Prinsengracht near the Berenstraat. Stepson Reijnier Swiering, who worked for his stepfather, will also have worked for the Peirolet company. Stepson Reijnier did not inherit anything after the death of his mother and Reynier Brandt, as all wills were revoked, and in the end only son Gerrit Brandt (*1737)was heir. Reynier Brandt was very productive during his long life. He has made many baskets, salvers and casters.
Tea culture in the Netherlands
Due to merchants of the East India Company (VOC), who came across tea ceremonies in China and Japan, tea was introduced in the Netherlands. They saw potential in this commodity and started transporting large quantities to Amsterdam, where it was stored in canal houses and then auctioned at high prices. Therefore, tea used to be an exclusive drink for the higher classes. Initially, tea was considered to be a medicinal beverage, which was promoted by doctors like Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp and Bontekoe. Tea would purify the blood, stimulate the mind and thus enrich the East India Company stakeholders. At the end of the seventeenth century tea was still a luxury product, drunk by wealthy ladies, who organised tea parties. In the beginning of the eighteenth century the popularity of tea increased. A special room in the house and even outside the house was furnished with a tea table and all the necessary accessories. Still standing tea domes at the river Vecht are relics of our tea drinking past.
The accessories consisted of precious porcelain and silver items, which stressed the high status of tea.
Silversmiths were commissioned to make small silver pots and large silver water kettles with burners on stands. Hot water from the latter ones was poured into the small silver pots, containing the tea. Furthermore, tea caddies (with locks) and tea chests with two or three silver caddies were ordered, for several tea blends.
-Particuliere collectie, Nederland
-E. Voet Jr., Merken van Amsterdamsche Goud- en Zilversmeden, Den Haag, 1912, nr. 413
- K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam, 1975, nr. 783.
-H. Vreeken, Goud en Zilver met Amsterdamse keuren, Amsterdams Historisch Museum, Zwolle, 2003, p. 424-425.