DEELS VERGULD ZILVEREN PATROONSTEKEN VAN DE SCHUTTERIJ VAN CROMVOIRT
Peter Vallickners,
Den Bosch,
1549/1550
49 gram, diameter 7,1 cm, hoogte met ringen 9,1 cm
Het ronde zestiende-eeuwse patroonsteken van de Schutterij van Cromvoirt is op de buitenrand rondom gegraveerd met de tekst + DV SCVT VAN CROMFORT’ in Gotische kapitalen. In het midden met ronde kabelrand is het verguld zilveren figuurtje van St. Joris op zijn paard, die de draak verslaat, geappliqueerd. Tussen de woorden zijn takjes gegraveerd. Aan de bovenzijde zijn vier ronde ophangogen gemonteerd en aan de onderzijde een ophanghaak. Volledig gekeurd op de achterzijde en voorzien van een trembleersteek.
Herkomst:
-Museumcollectie Baron van den Bogaerde Terbrugge, Kasteel Heeswijk
-In veiling Frederik Muller, Amsterdam, 22 juni 1900, lot 944-EE, FF of GG.
-Particuliere collectie, Nederland
Vergelijkende literatuur:
-J.A. Jolles, De Schuttersgilden en Schutterijen van Noord-Brabant, Arnhem, 1974, Vol I & II
Tent. cat., W. Iven, Schutters Gilden in Noord-Brabant-Helmond, 1983
-A.M. Koldeweij, red., Zilver uit 's-Hertogenbosch, Nijmegen, 1985
Over het schuttersgilde van Cromvoirt, St. Joris (DV SCVT VAN CROMFORT) is niet veel geschreven. Het moet rond 1516 zijn opgericht en heeft bestaan tot het midden van de 19e eeuw. Het was een schuttersgilde dat schoot met de voetboog.[1] Het Noordbrabants Museum in Den Bosch heeft van het St. Jorisgilde van Cromvoirt acht zilveren gildeplaatjes uit de periode 1615-1772 in de collectie. [2]
Een patroonsteken is een van de belangrijkste zilverstukken in het bezit van een gilde. Het maakt deel uit van de zogenaamde 'Koningsketen' en meestal hangt er de papegaaivormige Koningstrofee aan. Het teken zelf, meestal in de vorm van een cirkelvormig medaillon, dat ook bekend staat als het gildejuweel, stelt de patroonheilige van het specifieke gilde voor. [3]
Het meesterteken van de zilversmid Peter Vallickners komt voor op de oudste insculpatieplaat (1538-1642) van Den Bosch als twintigste teken.[4] Hij werd meester in 1537, maar had in 1535 al een leering. Van 1537 tot 1538 had hij als leerling Bauken die Speelman en in 1548 Hanrich Rutten. Peter Vallickners moet voor 29 januari 1559 overleden zijn. Zijn werkplaats had hij op Markt – Minderbroedersstraat van 1547 tot 1552. Tijdens zijn werkzame leven is hij twee jaar keurmeester geweest voor het gilde.[5]
Herkomst
De familie Van den Bogaerde oorspronkelijk afkomstig uit West-Vlaanderen, is eeuwenlang in Brugge woonachtig geweest. In 1705 respectievelijk 1717 werden Andries (II) en zijn neef Pieter van den Bogaerde in de adelstand verheven. Door het huwelijk in 1785 van André F.E. van den Bogaerde met M.J. van Larebeke, vrouwe van Terbrugge, werd "van Terbrugge" aan de naam toegevoegd.
Eén van de zonen van dit echtpaar, Andreas J.L. van den Bogaerde van Terbrugge, was van 1830 - 1842 gouverneur van Noord-Brabant. Daarvóór was hij achtereenvolgens lid van Provinciale Staten en Ridderschap van Oost-Vlaanderen (1816), burgemeester van Waasmunster (1818) en districtscommissaris van het land van Waas (1820). Hij woonde toen in de stad Sint-Niklaas. In 1828 werd hij districtscommissaris en militiecommissaris in Gent. Nog geen twee jaar bekleedde hij deze functies toen hij 4 februari 1830 gouverneur van Noord-Brabant werd.
Toen in november 1830 naar aanleiding van de gebeurtenissen in het zuiden alle Zuid-Nederlandse ambtenaren werden ontslagen in het noorden, werd op voorspraak van de minister van binnenlandse zaken, Van Doorn, een uitzondering gemaakt voor Andreas J.L. van den Bogaerde.[6] In 1830 opgenomen in de Nederlandse adelstand met de titel van baron, kocht hij in 1835 de grondheerlijkheden Heeswijk en Dinther en vestigde hij zich korte tijd daarna op kasteel Heeswijk. Al spoedig liet hij van zijn culturele belangstelling blijken: in 1830 reeds lid geworden van de Maatschappij van de Nederlandse letterkunde, werkte hij tevens mee aan de oprichting van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen van Noord-Brabant en verzamelde hij in zijn kasteel zeer vele waardevolle kunstvoorwerpen.
In de 19e eeuw werd door de jonkheren Van den Bogaerde een grote kunst- en antiekverzameling aangelegd, die uitgroeide tot de omvangrijkste van het land. Deze collectie was te bezichtigen, voor zover ze op kasteel Heeswijk berustte in "Museum van den Bogaerde". Daarnaast werden boeken, kaarten, prenten, pamfletten, handschriften en archiefstukken aangekocht en eveneens in grote aantallen op Heeswijk en de Nemelaer bewaard.
Na het overlijden van zijn zoon Donat in 1895 ontstonden direct processen over de geldigheid van het testament. In hoofdzaak is het echter van kracht gebleven; alleen werd bepaald dat aan het testament geen verbod tot verkoop van de oudheden-verzameling kon worden ontleend. Deze collectie is dan ook ca. 1900 grotendeels geveild waaronder het patroonsteken van Cromvoirt bij Frederik Muller in Amsterdam.[7]
[1] J.A. Jolles 1974, vermeldt wel de schutterij in Cromvoirt, maar geeft geen verdere details over het gilde, p. 19 en 12.
[2] Inv.nrs. 01569.1 t/m 01569.8. Zie ook Iven 1983, cat. p. 11, nr. 3.1.9. Volgens de beschrijving in de veilingcatalogus van Frederik Muller uit 1900, lot 994-Y, Neuf plaques remporetées par les “Schutters van Croemvaert”, Deze gildeplaten die toen geveild zijn bevinden zich nu in het Noordbrabants Museum te Den Bosch.
[3] De afbeeldingen in de catalogus geven geen echt helderheid van al het geveilde gildezilver. Het lijkt erop dat alleen het patroonsteken is afgebeeld als deel van lot 944, terwijl het patroonsteken niet separaat beschreven is. Vermoedelijk is het patroonsteken geveild onder EE, FF of GG. De omschrijving in de catalogus geeft aan dat deze drie lots bestaan uit tekens van verschillende dorpen maar niet verder gespecificeerd kunnen worden. De afbeeldingen in de veilingcatalogus geven een beeld van samengestelde zilveren gildeobjecten in een onlogische volgorde. De vogels die onder het patroonsteken staan afgebeeld, hiervan is met zekerheid één opnieuw in veiling geweest bij Christie’s Amsterdam, 26-27 maart 1987, lot 315.
[4] Noord Brabants Museum, Den Bosch, inv. B 6951 GSH. Koldeweij 1985, p. 150.
[5] Koldeweij 1985, p. 41.
[6] De afbeelding is van een lithografie, aanwezig in het Rijksmuseum, Amsterdam, inv. RP-P-2020-1200.
[7] Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), toegang: 314, Bogaerde van Terbrugge en aanverwante families, 1359-1986.
PARCEL-GILT SILVER PATRON SIGN OF THE GUILD OF ST. GEORGE OF CROMFOIRT
Peter Vallickners, Den Bosch (Bois-le Duc), 1549/1550
49 grams; 7,1 cm diameter, 9,1 cm high (including rings)
The sixteenth-century circular patron sign of the marksmen’s guild of Cromvoirt is engraved on the outer rim with the text '+ DV SCVT VAN CROMFORT' in Gothic capitals. In the middle, surrounded by a cable rim, the silver-gilt figure of St. George on horseback, slaying the dragon, is applied. Twigs are engraved between the words. Four circular suspension eyes are mounted at the top and a suspension hook below. Fully marked at the reverse and displaying an assay stripe.
Here ‘SCVT’ is an abbreviation of the Duct word ‘schutterij’, or ‘marksmen’s guild’, a local military organisation. Little has been written about the marksmen's guild of St. Joris (George) of Cromfoirt. It must have been founded around 1516 and existed until the mid19th century. It was a marksmen's guild that shot with the longbow. The Noordbrabants Museum in Den Bosch has eight silver guild plates, from 1615-1772, from the St. Joris Guild of Cromvoirt in its collection.
A patron-sign is one of the most important pieces of silver in the possession of a guild. It is part of the so- called ‘Kings-chain’ and usually the parrot- shaped Kings-trophy is suspended from it. The sign itself, usually in the shape of a circular medallion – which is also known as the Guild’s Jewel (‘Gildenjuweel’) – depicts the patron- saint of the specific Guild.
The maker's mark of the silversmith Peter Vallickners appears on the oldest inculpation plate (1538-1642) of Den Bosch as the twentieth sign. He became a master in 1537, but in 1535 he already had an apprentice. From 1537 to 1538 Bauken die Speelman was his apprentice and in 1548 Hanrich Rutten. Peter Vallickners must have died before January 29, 1559. He had his workshop on Markt – Minderbroedersstraat from 1547 to 1552. During his working life he was an assay master for the guild for two years.
The Van den Bogaerde family, originally from West Flanders, has lived in Bruges for centuries. In 1705 and 1717 respectively, Andries (II) and his nephew Pieter van den Bogaerde were ennobled. Since the marriage in 1785 of André F.E. van den Bogaerde with M.J. van Larebeke, lady of Terbrugge, "van Terbrugge" was added to the surname. One of the sons of this couple, Andreas J.L. van den Bogaerde van Terbrugge, was governor of North Brabant from 1830 to 1842. Previously, he was successively a member of the Provincial Council and Knighthood of East Flanders (1816), mayor of Waasmunster (1818) and district commissioner of the land of Waas (1820). He then lived in the city of Sint-Niklaas. In 1828 he became district commissioner and militia commissioner in Ghent. He had held these positions for less than two years when he became governor of North Brabant on 4 February 1830.
When in November 1830 all civil servants from the southern Netherlands were dismissed in the north as a result of the events in the south, an exception was made for Andreas J.L. van den Bogaerde on the intercession of the Minister of the Interior, Van Doorn. In 1830 he was ennobled in the Netherlands with the title of baron, and in 1835 he bought the lordships of Heeswijk and Dinther and shortly afterwards he settled at Heeswijk Castle. He soon showed his cultural interest. In 1830 he became a member of the Society of Dutch Literature, he also participated in the establishment of the Provincial Society of Arts and Sciences of North Brabant and collected many valuable works of art in his castle.
In the 19th century, the Van den Bogaerde aristocrats amassed a large collection of art and antiques, which became the largest in the country. This collection was on display, as it was kept at Heeswijk Castle in "Museum van den Bogaerde". In addition, books, maps, prints, pamphlets, manuscripts and archive documents were purchased. They were also kept in large numbers at Heeswijk and the Nemelaer.
After the death of his son Donat in 1895, lawsuits immediately arose about the validity of the will. For the most part, however, it has remained in force. It was only stipulated that no prohibition on the sale of the antiquities collection could be derived from the will. This collection was therefore largely auctioned around 1900, including the Cromvoirt patron sign at Frederik Muller in Amsterdam.