PAAR GOUDEN BOEKSLOTEN
Hendrik Tollenaar Wunsch,
Amsterdam,
1794
niet gewogen, boekband: 18,4 cm hoog; 12 cm lang; 5,8 cm dik
De klamparmen zijn gegoten en zeer fijn geciseleerd met guirlandes en strikken, waaronder ovale medaillons met allegorische voorstellingen en bloemranken en gecanneleerde zuiltjes. De aanzetstukken en de muiters representeren personificaties van Deugden omringd door lauwerkransen, te weten Caritas, Fides, Spes en Fortitudo. De binnenzijde van de bovenste klamparm is gegraveerd met de initialen H.M.H en de onderste met het jaartal 1794. De band bevat Het Nieuwe Testament, De Erven J. Allart, ’s Gravenhage 1817, Het Boek der Psalmen en Gezangen, Evangelische Gezangen en de Catechismus.
Het boek is gegeven aan A. M. H. E. Kluyt door haar tante M. Rieldekoter-Kluyt, volgens een opschrift in het boek.
Hendrik Tollenaar werd op 12 september 1756 te Amsterdam geboren als zoon van Teunis Tollenaar (korenzetter) en Johanna Knoop. Zijn moeder’s tweede echtgenoot was Johannes Wunsch, die sinds 1749 goudsmid was te Amsterdam. Hendrik werd op latere leeftijd, 12 april 1778, gedoopt in de Evangelisch Lutherse Kerk te Amsterdam met zijn moeder en stiefvader als getuigen.[1] Vanaf dat moment voegde hij de naam Wunsch toe aan zijn eigen naam. Hendrik trad in de voetsporen van zijn stiefvader, want na het verkrijgen van het poorterschap van Amsterdam op 16 januari 1788, werd hij twee dagen later, op 18 februari 1788, ingeschreven als goudsmid bij het Amsterdamse goud- en zilversmidsgilde. Daartoe legde hij door het vervaardigen van “een gouden wayersbeugeltje” de goudsmidsproef af op 11 januari 1788.
In 1797 trouwde hij met Maria Elisabeth Jolles, dochter van Abraham Jolles. Zijn adres was toen in de Bloemstraat. In 1798 staat hij geregistreerd als werkzame goudsmid. Op de lijst van 1807 staat hij niet meer vermeld en was kennelijk niet meer werkzaam.
Hij stierf niet in Amsterdam, maar in Barneveld op 12 april 1836 op 79-jarige leeftijd.[2] Hendrik overleefde zijn vrouw Maria Elisabeth Jolles, die op 21 september 1831 overleed, eveneens in Barneveld.
Hendrik Tollenaar Wunsch moet ook een begaafd tekenaar geweest zijn, getuige de tekening “zittend naakt op de rug gezien” uit 1788, het jaar dat hij ook als goudsmid begon. Hij ontving hiervoor de 2e prijs.[3]
[1] GAA. DTP, 5001, inv. 261, p. 75
[2] Gelders Archief, BS Overlijden Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, Barneveld, archief 0207, inv. 6379.02, 13-04-1836, Barneveld, Overlijdensregister, aktenummer 43. Nederlands Patriciaat, 13e jrg. 1923p. 172-173
[3] Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. RP-T-00-2818
Hendrik Tollenaar was born in Amsterdam around 1756 as the son of Teunis Tollenaar (a cornsheaf setter) and Johanna Knoop. His mother's second husband was Johannes Wunsch, who had been a goldsmith in Amsterdam since 1749. Hendrik Tollenaar followed in his stepfather's footsteps by also being registered as a goldsmith with the Amsterdam gold and silversmiths’ guild (18-1-1788) after obtaining the burgher ship of Amsterdam (16-1-1788). To this end, he took the goldsmith's test on January 11,1788 by making "a golden wayer's bracket". A few months later, on April 12, 1788, he was baptized in the Evangelical Lutheran Church in Amsterdam with his mother and stepfather as witnesses. From that moment on, he added the name Wunsch to his own name. In 1797 he married Maria Elisabeth Jolles, daughter of Abraham Jolles. His address was in the Bloemstraat at that time. In 1798 he is registered as an active goldsmith. He is no longer mentioned on the list of 1807 and was apparently no longer active. He must have died after 1809, because on 2 March 1809 the couple Tollenaar Wunsch-Jolles is still mentioned as witnesses at the baptism of Hendrik Anthonie, son of Mattheus Coenraedts and Alida Johanna Jolles. Hendrik Tollenaar Wunsch did not die in Amsterdam, but in Barneveld on 12 April 1836 at the age of 79. He survived his wife Maria Elisabeth Jolles, who died on 21 September 1831, also in Barneveld. Hendrik Tollenaar Wunsch must also have been a talented draughtsman, as evidenced by the drawing “sitting nude, seen on the back” from 1788, the year he also started as a goldsmith. He received the 2nd prize for this drawing.