European Silver SRI®

 

 

DRIE ZILVEREN TOILETDOZEN
Willem Roukens (Wilhelm Rockus), Nijmegen/Wesel, eind 17e eeuw

1281-, 326- en 320 gram, rechthoekige doos, 26 cm lang, 20,5 cm diep, 10 cm hoog; doos ovaal 14,5 cm lang, 10,5 cm diep, 6,2cm hoog; 14,5 cm lang, 10,7 cm diep, 6,4 cm hoog

Het thema dat de dozen met elkaar verbindt is een mythologisch onderwerp, namelijk dat van een godin, die met haar bekoorlijkheid, haar mannelijke tegenspeler tracht te bespelen. De vrouwelijke/goddelijke bekoorlijkheid past goed als thema voor een toilet set, die als functie immers het ‘bekoorlijk maken’ heeft.

 

De drie toiletdozen zijn aan het einde van de zeventiende eeuw alleen afgeslagen met het meesterteken van Willem Roukens (Wilhelm Rockus) (Nijmegen/Wesel) op de onderzijde van de bodem. Het is mogelijk dat Willem Roukens deze toiletdozen vervaardigd heeft in Nijmegen voordat hij in 1695 naar Wesel vertrok of dat hij de toiletdozen in Wesel vervaardigd heeft voor een Nijmeegse familie. De gedreven mythologische taferelen, in samenhang met de zijpanelen, wijzen op een datering aan het einde van de zeventiende eeuw. Van Roukens’ gedateerde werk rond 1700 is te zien dat hij, als zijnde een Weseler zilversmid sinds 1695, veel meer de barokke stijlkenmerken verlaat en zich focuste op de nieuwe Lodewijk XIV stijl. [1]

 

Dat deze dozen alleen zijn gemerkt met het meesterteken is opvallend. Ook al is het niet aantoonbaar dat deze toiletdozen zijn vervaardigd in Nijmegen, vanwege het ontbrekende. stadskeur, is het wel aannemelijk dat deze zijn vervaardigd voor de Nijmeegse clientèle. [2]

Het zilvergehalte van alle drie de dozen blijkt namelijk na toetsing onder het gehalte te zijn van het toen gehanteerde gehalte van Nijmegen en ver boven het gebezigde gehalte van Duitsland. [3] Kennelijk hanteerde Nijmegen niet het ‘kleine keur’ dat in andere steden wel werd afgeslagen op zilver van een lager gehalte, maar moest de zilversmid volstaan met het afslaan van zijn meesterteken, dus zonder verdere merktekens van de stad. [4]

Het toiletservies, is vermoedelijk al vroeg verspreid geraakt, mogelijk door een verdeling en uiteindelijk zijn delen ervan terechtgekomen in Engeland. Volgens de Engelse smaak, mogelijk in het midden van de 19e eeuw, zijn de dozen verguld. Deze vergulding is niet meer aanwezig, wel zijn sporen hiervan zijn aanwezig. Vast staat dat de ovale dozen in 1807 zich in Nederland bevonden, gezien het herkeur van 1807 op de twee ovale dozen. [5]

De toiletdozen bevonden zich in drie diverse collecties, werden afzonderlijk op de kunstmarkt aangeboden en konden recent uiteindelijk weer bijeengebracht worden. De rechthoekige doos bevond zich in de collectie van A.C. Beeling te Leeuwarden (1980-83), en is toen verkocht aan een Amerikaanse verzamelaar. Een van de ovale dozen is afkomstig uit de privécollectie van de Engelse antiquair en verzamelaar Harold Black in Londen. De andere ovale doos bevond zich in een Nederlandse particuliere collectie.

 

De zilversmid

Willem Roukens werd geboren op 23 februari 1662 te Nijmegen. Hij was de zoon van notaris Adriaen Roukens en Gijsberta Gerrits. In 1695 trouwde hij te Wesel met Catharina Schluitters, die zelf toen al weduwe was. Willem Roukens werd in zijn huwelijksjaar burger van Wesel en keerde pas na 1713 naar Nijmegen terug. In 1736 overleed hij te Nijmegen en is aldaar begraven. [6] Het is niet duidelijk waar Willem in de leer is geweest om het vak zilversmeden te leren. Dit zal in Nijmegen zijn geweest, omdat zijn vader als notaris relaties zal hebben gehad in Nijmegen. Of Willem tot het zilversmidsgilde van Nijmegen heeft behoord, is niet met zekerheid vast te stellen. Wel is bekend dat hij, als 20-jarige, in 1682 met een neef naar Frankrijk is gereisd. Deze reis zal geen jaren hebben geduurd, daar hij immers in 1695 te Wesel trouwde. In de tussenliggende tijd kan hij tot het gilde van Nijmegen zijn toegetreden om pas in 1695 naar Wesel te vertrekken en opgenomen te worden als meester-zilversmid in het zilversmidsgilde aldaar. Te Wesel werd hij in 1699 als keurmeester lid van het gildebestuur. In 1705 en 1712 was hij ‘Amtsmeister’. Er is sprake van dat hij voor keurvorst Johann Wilhelm van de Pfalz in Düsseldorf heeft gewerkt. Tijdens zijn werkzame leven was Willem Roukens een beroemd zilversmid, die in het bijzonder om zijn drijfwerk werd geprezen. Van hem is een portret bekend dat gegraveerd is door Pieter van der Meulen (1780-1885). De gravure is naar een reliëf van Willem Roukens zelf. De gravure van Pieter van der Meulen is afgebeeld in Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst door R. van Eynden en F. Van Willigen in 1816. [7]

 

Er zijn slechts weinig objecten bekend met het meesterteken van Willem Roukens:

-Drie toiletdozen, gemerkt met meesterteken [8]

-Ovaal sierblad, gemerkt met meesterteken [9]

-Doos met mythologische voorstelling Chronos draagt Venus, gemerkt met meesterteken [10]

-Theedoos, volledig gemerkt 1696/97 of 1697/98. [11]

-Een kelk volledig gemerkt, gedateerd 1697/98. [12]

-Een speldenbakje, gedreven met bladeren en vruchten en volledig gemerkt en gedateerd, 1697/98. [13]

-IJsbeker met munten ingezet, volledig gemerkt 1704/05[14]

-Lepel in privébezit, volledig gemerkt, 1706/07 [15]

-Kandelaar, volledig gemerkt, 1711/12 [16]

 

Het drijfwerk

Het thema dat detoiletdozen met elkaar verbindt is het mythologisch onderwerp, een godin, die met haar bekoorlijkheid, haar mannelijke tegenspeler tracht te bespelen. Deze mythologische verhalen zijn op vele verschillende manieren in de kunst gebruikt en afgebeeld. 

De prachtig gedreven scenes op deze toiletdozen vertellen het verhaal. De zilversmid Willem Roukens heeft vast en zeker gebruik gemaakt van prenten met mythologische voorstellingen die circuleerden bij de zilversmeden. 

 

Hoewel de voorbeeldprent voor de scene op de rechthoekige doos niet volledig is teruggevonden, zijn er wel voorbeeldprenten voor de scenes op beide ovale dozen en de zijkanten van de drie dozen, de zogenaamde friezen. De overeenkomsten verbinden de drie toiletdozen en ondersteunen dat deze onderdeel zijn geweest van een toiletservies.

 

De gedreven scenes zijn te herleiden op prenten die zijn ontworpen door François Duquesnoy en Michel Dorigny. François Duquesnoy werd geboren in Brussel in 1597 en was een vooraanstaand barokbeeldhouwer die voor een groot deel van zijn leven verbleef en werkte in Rome en overleed in Livorno 1643, tijdens zijn reis, met zijn broer Jérôme, naar Parijs om daar te gaan werken voor de Franse koning.[17] De vader van François, Jérôme Duquesnoy de Oude, was eveneens een belangrijk beeldhouwer in Brussel en zal François deels opgeleid hebben alvorens hij naar Rome vertrok in 1618. François stond bekend als zeer deskundig en bestudeerde vele beeldhouwwerken in Rome uit de klassieke tijd. Zijn vaardigheden in het beeldhouwen leverde al in zijn tijd de bijnaam op ‘putti-kunstenaar’, hetgeen duidelijk wordt in verschillend werk van hem, onder andere een plaquette in het Rijksmuseum. [18] Hierbij zien we een treffende overeenkomst van de spelende putti en geit met het drijfwerk op de friezen van de drie toiletdozen van Willem Rouckens.

 

De afgebeelde scenes op de deksels van de drie toiletdozen zijn gedreven naar prenten vervaardigd door Michel Dorigny (1617-1665). Michel was een bekend en getalenteerd graveur in Parijs. Van hem zijn vele prenten bekend en deze zullen ook onder de zilversmeden bekend zijn geweest en gebruikt als voorbeeld. Michel Dorigny graveerde de koperen platen naar voorbeeld van werken van zijn schoonvader, Simon Vouet (1590-1649). [19] Michel was in 1648 getrouwd met Françoise, de dochter van Vouet. Op de afdrukken is vermeld dat de ontwerpen van zijn schoonvader zijn, Simon Vouet. Eigenlijk zijn de gedreven voorstellingen op de dozen derhalve naar Simon Vouet, die een Franse schilder was, met een opleiding in Italië. Simon schilderde onder andere religieuze scenes, portretten en ook mythologisch voorstellingen. Hij was één van de belangrijkste schilders aan het hof van koning Lodewijk XIII in Parijs en had vele contacten bij de adel en hoge geestelijken zoals kardinaal De Richeleu.

 

Rechthoekige zilveren doos Willem Roukens (Wilhelm Rockus)(Nijmegen/Wesel), eind zeventiende eeuw

De rechthoekige doos met afgeschuinde hoeken is gedreven in laag- en hoog-reliëf. Het scharnierende deksel is gedreven met een mythologische voorstelling: Ariadne, gedragen naar Bacchus door een groep Bacchanten, en hoorn-blazende satyrs in een landschap, met rechts op de voorgrond een jongen met geit en links op de achtergrond twee cherubijnen in een boom. De zijden van de doos zijn gedreven met een rand (fries) van putti met geiten, afgewisseld met satyrmaskers in cartouches op de hoeken. Gemerkt met het meesterteken WR monogram op onderzijde van bodem.

De voorstelling op het gedreven deksel is niet in zijn geheel teruggevonden als prent. Wel zijn er van zowel het linker gedeelte als het rechter gedeelte en het middendeel voorafbeeldingen die zeer verwant zijn gevonden aan prenten van de al eerder genoemde kunstenaar Michel Dorigny. Zijn deze prenten door de zilversmid Willem Rouckens gebruikt of is de prent van de gehele scene nog niet gevonden? Dorigny heeft immers vele prenten gemaakt. Treffend is bijvoorbeeld de zwierige en gracieuze houding van de figuren, de geit, de hoorn

blazer zittend op de voet van de pilaar rechts en niet te vergeten het bladwerk van de bomen, overeenkomend met de prenten. [20]

   

 Herkomst:

-A.C. Beeling, Leeuwarden, 1980-1983

-Particuliere collectie, Amerika, 2024

 

Literatuur

-Weltkunst, Jrg. 50, 1980, p. 2581, afgebeeld

-Exh.cat. Historisches Weseler Silber, Weseler, Museumschriften, Band 4, Keulen, 1982, pp. 9, 10

- A.C. Beeling, Nederlands Zilver 1600-1813, Vol II, Heerenveen, 1980, pp. 134, 135

- A.C. Beeling, Dutch Silver 1600-1813, Leeuwarden, 1982, p. 21

-Hildegund Bemmann, Rheinisches Tafelsilber. Silbernes Prunk- und Tafelgerät des nördlichen Rheinlandes von 1550 bis 1800, Rheinbach-Merzbach 1992. P. 316, nr. 387.


Ovale zilveren doos (1)

Willem Roukens (Wilhelm Rockus)(Nijmegen/Wesel), eind zeventiende eeuw

326 gram; 14,5 cm lang, 10,5 cm diep, 6,2cm hoog

De ovale doos is tussen de twee geprofileerde randen rondom gedreven met putti, die spelen met verschillende soorten dieren, zoals een ram, hond, vogel en leeuw en met fluit spelende putti. De gedreven voorstelling op het afneembare deksel verbeeldt een mythologisch tafereel: Venus weerhoudt Adonis van de jacht. Gemerkt met meesterteken WR monogram op de bodem en herkeur van 1807 op de sluitrand van het deksel. De gedreven deksel is naar de prent die Michel Dorigny die deze graveerde in 1638 te Parijs. [21]  Links op de prent is te lezen dat deze prent naar Simon Vouet is, zijn schoonvader de Michel. 


Herkomst:

-Christie’s Londen, 23 juli 1980, lot 26.

-Particuliere collectie Nederland tot 2015


Ovale zilveren doos (2)

Willem Roukens (Wilhelm Rockus)(Nijmegen/Wesel), eind zeventiende eeuw

320 gram; 14,5 cm lang, 10,7 cm diep, 6,4 cm hoog

De ovale toiletdoos is tussen de twee geprofileerde randen, rondom in reliëf gedreven met spelende putti en bladornamenten. De in reliëf gedreven voorstelling op het afneembare deksel verbeeldt een mythologisch tafereel: Venus, gezeten op een bed, met Mars in zijn wapenuitrusting aan haar zijde, vergezeld van spelende putti. Gemerkt met meesterteken WR monogram op de bodem en lossingsteken van 1807 op de sluitrand van het deksel.

De voorstelling op het deksel is ontleend aan een ontwerp van Simon Vouet (1590-1649). Deze voorstelling werd na 1638 wijd verspreid door gravures van Michel Doringny. [22] Afdrukken van de originele ontwerpen van Vouet waren zeer populair bij zilversmeden. Ten voorbeeld, de Augsburgse zilversmid Hans Jacob Baur III vervaardigde rond 1685 een zilveren bekken, waarop Vouets voorstelling van Galatea’s triomf uit 1644 gegraveerd staat.

 

Herkomst:

Collectie Harold Black, Londen, circa 1960


[1]De kelk van Gartrop uit 1697/98 is hier een goed voorbeeld van, Wesel 1982, pp. 25, 55, cat. nr. 28.

[2] Interessant is de vermelding in 1816 dat in ‘aanzienlijke Geldersche Huizen’ liefhebbers waren voor Willem Rouckens’ drijfwerk. Zie: R. van Eynden en A, van der Willigen, Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw I, Haarlem, 1816, p. 274-275.

[3] De dozen zijn onderzocht door Waarborg Holland te Gouda op 5 november 2024, blok 285. Tijdens het onderzoek werd niet alleen het gehalte bepaald, maar ook de aanwezige bij-metalen van de dozen. Het gehalte is resp. 877-, 839-, 827/1000, SRI 400.

[4] Tent cat. 1983, p. 19. Hier is beschreven dat het ontbreken van de gildetekens een onduidelijke lacune is aan het eind van de 17e eeuw. Het feit dat er meer voorwerpen zijn met alleen een meesterteken, onder andere bestek, laat zich raden. Het is Lemmers die op p. 21 schrijft ‘Mogelijk heeft er dus geen stedelijk merkteken voor het zilver van laag gehalte bestaan, en duidde het ontbreken van het stadsmerk op de stukken die men te Nijmegen kocht erop dat men met ‘kleine keur’ te maken had.’ Vriendelijke mededeling van J.P.W.H.A. Rijen voor de verwijzing en tevens ook voor extra literatuur verwijzingen.

[5] Op de rechthoekige doos is het herkeur van 1807 niet aangetroffen. Het kan zijn dat dit tijdens het proces van het ontgulden verloren is gegaan, vandaar de veronderstelling dat het toiletservies al vroeg uiteen is geraakt.

[6] Zie voor biografie: B.F.W. von Brucken Fock, Het geslacht Roukens te Nijmegen, Algemeen Nederlandsch Familieblad 7, 1890, p. 82; Scheffler 1973, pp. 1023, 1024, nr. 74; Tent cat. 1983, pp. 50, 51; Claessen 1986, p. 231, nr. 967; Riess 2021, p. 39, 75 en 523, 524.

[7] Portretten van N.N. Roukens, Hendrik Soukens en Frans van Eynden, Rijksmuseum Amsterdam, inv. nr. RP-P-OB-23.564.

[8] De dozen zijn degene die hierboven worden beschreven met herkomst per doos vermeld.

[9] Zie Christie’s Amsterdam, 19 mei, 1988, lot 914 en Christie’s Amsterdam, 20 december 2005, lot 429.

[10] Deze doos wijkt af van de drie toiletdozen, de zijkanten zijn niet met putti gedreven. Limburg Antiek, Schuddenbeurs, 1979; Sotheby’s New York, 21 juni 1984, lot 99

[11] Städtisches Museum, Galerie im Centrum, Wesel.

[12] Wesel 1982, pp. 25, 55, cat. nr. 28.

[13] Wesel 1982, pp. 25, 44, 69, cat. nr. 29, in het Museum Haus Koekkoek, Kleve.

[14] Lempertz, Keulen, 15 mei, 2024, lot 478.

[15] Clasen 1986, p. 231.

[16] Schätze im Verborgenen. Städtisches Museum Wesel, Auswahl aus den Beständen, Vol. 1), Bestandskatalog, Wesel 1994, p. 77, nr. 52.

[17] Portret van François Duquesnoy, afgedrukt in: J. Immerzeel, De levens en werken….., Amsterdam, 1842, p. 204

[18] Rijksmuseum Amsterdam, Object nr. BK-2014-28.

[19] Portret rechts, Simon Vouet, 1625 door Ottavio Mario Leoni, Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. RP-P-1907-243.

[20] Rijksmuseum Amsterdam, prent, Rustende bacchant met putti, geit en vrouwelijke bacchanten, inv.nr. RP-P-OB-43.049; National Gallery of Art Washington, prent Drunken Silenus, circa 1650, inv.nr. 2005.127.11; National Gallery of Art Washington, prent, Bacchante with sleeping child, circa 1650, inv.nr. 2005.127.10.

[21] De prent Venus en Adonis is in het Rijksmuseum te Amsterdam, inv.nr. RP-P-OB-43.063

[22] De prent Mars en Venus is in het Rijksmuseum te Amsterdam, inv.nr. RP-P-2018-1084


THREE SILVER TOILET BOXES EMBOSSED WITH MYTHOLOGICAL SCENES

Willem Roukens (Willem Rockus), (Nijmegen/Wesel), late 17th century

The theme that connects the boxes is a mythological subject, namely that of a goddess, who tries to play her male opponent with her charm. The feminine/divine charm fits well as a theme for a toilet set, which after all has the function of 'making charming'.

At the end of the seventeenth century the three toilet boxes were only struck with the maker's mark of Willem Roukens (Wilhelm Rockus) (Nijmegen/Wesel) on the underside of the bottom. It is possible that Willem Roukens made these toilet boxes in Nijmegen before he left for Wesel in 1695 or that he made the toilet boxes in Wesel for a family from Nijmegen. The elaborate mythological scenes, in conjunction with the side panels, point to a date of origin towards the end of the seventeenth century. As a Wesel silversmith since 1695, Roukens' work dated around 1700 shows that he had abandoned the Baroque style features and focused on the new Louis XIV style.


The toilet set, the large rectangular box and two oval boxes, has been dispersed over time, and probably due to partition. They were shipped to England, where they were gilded, in line with the mid 19th century English taste. The gilding is no longer present, though some slight traces are.

In 1807 the boxes must have been in the Netherlands, regarding the control mark of 1807 on the two oval boxes. All three boxes used to be in various collections, and they were offered separately on the art market. Recently they could be united. The rectangular box was in the collection of A.C. Beeling in 1983 and was then sold to an American collector. One of the oval boxes comes from the private collection of the English antique dealer and collector Harold Black. The other oval box was in a Dutch private collection.


The silversmith

Willem Roukens was born on 23 February 1662 in Nijmegen. He was the son of notary Adriaen Roukens and Gijsberta Gerits. In 1695 he married Catharina Schluitters, who was already a widow at the time. Willem Roukens became a citizen of Wesel in the year of his marriage and did not return to Nijmegen until after 1713. He died in Nijmegen in 1736 and is buried there. It is not known where Willem was apprenticed to learn the craft of silversmithing. This must have been in Nijmegen, because his father will have had relations in Nijmegen as a notary. It is not possible to state with certainty whether Willem Roukens was a member of the Nijmegen silversmiths' guild. What is known is that he travelled to France, as a 20-year-old, together with a cousin in 1682. This journey would not have lasted for years, as he married in Wesel in 1695. In the meantime, he might have joined the Nijmegen silversmiths’ guild, only to leave for Wesel in 1695 and to be enrolled as a master silversmith in the silversmiths' guild there. In 1699 he became a member of the guild board as an assay master in Wesel. In 1705 and 1712 he became an 'Amtsmeister'. It is said that he worked for Elector Johann Wilhelm of the Palatinate in Düsseldorf. During his working life, Willem Roukens was a famous silversmith, who was particularly praised for his chasing skills. A portrait of him is known, engraved by Pieter van der Meulen (1780-1885). The engraving is after a relief by Willem Roukens himself. Pieter van der Meulen's engraving is depicted in Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst by R. van Eynden and F. Van Willigen in 1816.


Only a small number of objects are known bearing the maker's mark of Willem Roukens:

-Three toilet boxes, marked with maker's mark only

-Oval salver, marked with maker's mark only

-Box with mythological representation of Chronos carrying Venus, marked with maker's mark only

-Tea caddy, fully marked 1696/97 or 1697/98

-Chalice, fully marked, dated 1697/98

-Pin tray, chased with leaves and fruits, fully marked and dated, 1697/98

-Ice-beaker with coins inserted, fully marked 1704/05

-Spoon in private ownership, fully marked, 1706/07

-Candlestick, fully marked, 1711/12

 

The embossing

The theme connecting the toilet boxes is derived from mythology, a goddess who, with her charm, tries to play her male opponent. These various mythological stories have been used and depicted in art in many ways. The beautifully chased scenes on these toilet boxes tell the story. The silversmith Willem Roukens must have made use of prints with mythological scenes that circulated among silversmiths. Although the sample print for the scene on the rectangular box has not been found in its entirety, there are sample prints for the scenes on both oval boxes and the sides of the three boxes, the so-called friezes. The similarities connect the three toilet boxes and support the assumption that they were part of a toilet service. The chased scenes can be traced back to prints designed by François Duquesnoy and Michel Dorigny.


François Duquesnoy was born in Brussels in 1597 and was a prominent Baroque sculptor who spent much of his life living and working in Rome. He died in Livorno in 1643, on his journey with his brother Jérôme to Paris to work for the French king. François' father, Jérôme Duquesnoy the Elder, was also an important sculptor in Brussels and must have trained François to some extent before he left for Rome in 1618. François, known to be very knowledgeable, studied many sculptures from the classical era in Rome. His sculpting skills earned him the nickname 'putti artist' in his time, which is evident in several of his works, including a plaque in the Rijksmuseum, Amsterdam. Here we see a striking resemblance of the playing putti with a goat and the embossing on the friezes (sides) of Willem Rouckens' three toilet boxes. The scenes embossed on the lids of the three toilet boxes are based on prints made by Michel Dorigny (1617-1665). Michel was a well-known and talented engraver in Paris. Many prints by him are known and these will also have been known among silversmiths and used as examples. Michel Dorigny engraved the copper plates after works by his father-in-law, Simon Vouet (1590-1649). Michel was married in 1648 to Françoise, Vouet’s daughter. The prints state that the designs are by his father-in-law, Simon Vouet. So actually, the elaborate scenes on the boxes are after Simon Vouet, who was a French painter, trained in Italy. Simon Vouet painted, among other things, religious scenes, portraits and also mythological scenes. He was one of the most important painters at the court of King Louis XIII in Paris and had many contacts with the nobility and high clergy such as Cardinal de Richelieu.

Vergelijkende literatuur

- Frederiks, J.W. Dutch Silver, Vol I, Den Haag, 1952

- W. Scheffler, Goldschmiede Rheinland-Westfalens, Berlijn, 1973

- A.C. Beeling, Nederlands Zilver 1600-1813, Vol II, Heerenveen, 1980

- Keyes, G.S, Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts ca 1450-1700, Amsterdam, 1981, p. 68, cat. nr. 318.

- A.C. Beeling, Dutch Silver 1600-1813, Leeuwarden, 1982

- Exh.cat. Historisches Weseler Silber, Weseler, Museumschriften, Band 4, Keulen, 1982

-Tent.cat. J. Bogaers, G. Lemmers, Nijmeegs Zilver, 1400-1900, Nijmegen, 1983

- Carl-Wilhelm Clasen, Rheinische Silbermarken, Rheinbach-Merzbach, 1986

-Marina Rieß, Das Goldschmiedehandwerk der Frühen Neuzeit am Niederrhein. Liturgische Goldschmiedewerke im konfessionellen Spannungsfeld (diss. Universität Köln), Keulen 2021