ZILVEREN THEEBUS
Reynier Boldijn,
Amsterdam,
1711
86 gram, 10,2 cm hoog
De rechthoekige theebus is rondom gedreven met bloem- en bladwerk in de hoeken. De cilindrische dop met geprofileerde randen wordt bekroond door een pinakeltje. Op de schouders zijn zes eikeltjes gedreven. Volledig gekeurd op de hals en voorzien van een trembleersteek op de onderzijde.
De toeschrijving aan Reynier Boldijn, (Amsterdam, 1683- na 1733) is gedaan door K.A. Citroen is op basis van de intialen RB. Reynier Boldijn werd geboren in 1683 als zoon van Michiel Boldijn en Volkertje Amelant. Hij was de oudere broer van de Amsterdamse zilversmeden Gerrit Boldijn en Michiel Boldijn.[1] Zijn vader was winkelier in Amsterdam. Reynier werd in 1705 zilversmid. Zijn overlijden staat vermeld na 1733.
Theecultuur in Nederland
Het gebruik van thee hebben we in Nederland te danken aan de zeventiende-eeuwse koopvaardijvaarders van de VOC, die in China en Japan in aanraking kwamen met deze lekkere drank. Zij zagen handel in dit product en transporteerden grote hoeveelheden naar met name Amsterdam, waar de thee in pakhuizen werd opgeslagen en daarna voor hoge bedragen werd geveild. Thee was daardoor tot de eerste helft van de achttiende eeuw een drank voor uitsluitend de zeer welgestelden. Aanvankelijk werd thee zelfs als medicijn beschouwd, gepropageerd door artsen als Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp en Bontekoe. Thee zou het bloed zuiveren en de geest verhelderen en vooral de kas van de aandeelhouders van de VOC spekken. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de drank als genotmiddel genuttigd door veelal deftige dames, die theekransjes organiseerden. Het theegebruik begon in de achttiende eeuw steeds meer in zwang te raken. Er werden zelfs speciale ruimtes in huis en buitenshuis ingericht met een theetafel met alles erop en eraan. De theekoepels bij de buitenplaatsen o.a. aan de Vecht zijn daar nog een blijvend voorbeeld van.
Het theegerei bestond voornamelijk uit kostbare porseleinen en zilveren voorwerpen, die de hoge prijs van de thee nog eens onderstreepten. Zilversmeden kregen de opdracht kleine zilveren trekpotjes te vervaardigen en grote zilveren waterketels op komfoor, die dienden om heet water bij te schenken op de sterk gezette thee in het trekpotje. Ook zilveren theebussen met slotje en theekisten met diverse theebussen erin werden besteld.
[1] Citroen 1975, nrs. 781, 240 en 969.
DUTCH SILVER TEA CADDY
Reynier Boldijn, Amsterdam, 1711
86 grams; 10,2 cm high
The rectangular caddy is chased with flowers and foliage at the corners. The cylindrical detachable cover with reeded borders has a pinnacle finial. Six acorns are chased at the shoulders of the caddy. Fully marked at the neck and displaying an assay stripe at the reverse.
The attribution to Reynier Boldijn (Amsterdam 1683- after 1733) was made by Mr K.A. Citroen, based on the initials RB. Reynier Boldijn was born in 1683, the son of Michiel Boldijn and Volkertje Amelant. He was the older brother of the Amsterdam silversmiths Gerrit Boldijn and Michiel Boldijn. His father used to be a retailer in Amsterdam. Reynier became a silversmith in 1705. It is recorded that he deceased after 1733.
Tea culture in the Netherlands
Due to merchants of the East India Company (VOC), who came across tea ceremonies in China and Japan, tea was introduced in the Netherlands. They saw potential in this commodity and started transporting large quantities to Amsterdam, where it was stored in canal houses and then auctioned at high prices. Therefore, tea used to be an exclusive drink for the higher classes. Initially, tea was considered to be a medicinal beverage, which was promoted by doctors like Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp and Bontekoe. Tea would purify the blood, stimulate the mind and thus enrich the East India Company stakeholders. At the end of the seventeenth century tea was still a luxury product, drunk by wealthy ladies, who organised tea parties. In the beginning of the eighteenth century the popularity of tea increased. A special room in the house and even outside the house was furnished with a tea table and all the necessary accessories. Still standing tea domes at the river Vecht are relics of our tea drinking past.
The accessories consisted of precious porcelain and silver items, which stressed the high status of tea.
Silversmiths were commissioned to make small silver pots and large silver water kettles with burners on stands. Hot water from the latter ones was poured into the small silver pots, containing the tea. Furthermore, tea caddies (with locks) and tea chests with two or three silver caddies were ordered, for several tea blends.
-Particuliere collectie, Nederland, 1979
-A.C. Beeling, Leeuwarden, 1982
-Particuliere collectie, Nederland
-K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam, 1975