European Silver SRI®

 

 

THEEBUS
Jacobus Potholt, Middelburg, 1734

175 gram, 14 cm hoog

De vaasvormige zilveren theebus staat op een ronde voet met een knerrenrand versiering. Het onderste deel van het lichaam is gedreven met acanthusbladeren, de brede bovenste rand is gedreven met knerren. De theebus verjongt zich naar boven en wordt afgesloten door middel van de afneembare dop gedreven met knerren en is bekroond met een pijnappel. Eigenaars initialen PBzijn gegraveerd op de onderzijde voetrand. Volledig gekeurd op de hals en voorzien van een trembleerstreek op de onderzijde, lichaam onder de godronlijst, sluitrand binnenzijde en deksel binnenzijde.

 

Het meesterteken I/ POTHOLT wordt toegeschreven aan Jacobus Potholt.[1] Veel meer dan deze gegevens over Potholt zijn nog niet bekend. Hij legde in 1699 zijn meesterproef af bij het zilversmedengilde en was vanaf dat jaar werkzaam als meester-zilversmid. Er zijn weinig objecten van zijn hand overgebleven of bekend. Deze zilveren theebus van mooie kwaliteit werd in 1734, vervaardigd door Jacobus Potholt. Hieruit blijkt dat hij tenmiste tot dit jaar 1734 gewerkt moet hebben en zal dan circa 55-60 jaar zijn geweest.

 

Blijkens een gilderekening van 13 april 1711 heeft hij een kelk (bokaal) vervaardigd voor het Kruideniers-, Apothekers-, Drogisten-, Tabaksverkopers, en Suikerverkopersgilde. Deze bokaal met deksel werd verguld door gildebroeder Lambertus van der Toren en de wapens op de kelk werden gesneden door gildebroeder Willem du Pré.[2] Deze samenwerking geeft een mooi voorbeeld van hoe de zilversmeden binnen hun gilde samenwerkten.

 

Zoals wellicht bekend was in Middelburg een kantoor van de VOC gevestigd. Aanvankelijk ging het vooral om de handel in specerijen. In de achttiende eeuw werd het accent er meer verlegd naar de handel in zijde, thee en porselein.

 

Deze theebus is vervaardigd naar het model van een klassieke tuinvaas. Ten tijde van Lodewijk XIV, de Franse Zonnekoning, kregen tuinvazen niet alleen een prominente rol in de grote parken, naar Romeins voorbeeld, maar tuinvaasornamentiek drong ook door tot de bouw- en beeldhouwkunst. Zilversmeden in Frankrijk en Engeland namen begin 18de eeuw deze tuinvaasornamentiek over voor het modelleren van het grootste zilverwerk, bijvoorbeeld een reservoir voor wijn in de vorm van een tuinvaas met aangebracht kraantje.[3] In de Nederlanden werd na 1720 onder invloed van Daniel Marot de tuinvaas ook als ornament gebruikt voor wat kleinere zilveren voorwerpen, zoals een koffiekan of een theebusje, een mosterdpot of een ampul voor kerkelijk gebruik.[4]

 

Een mooi Hollands vergelijkbaar voorbeeld zijn twee theebussen in de vorm van tuinvazen, vervaardigd door de Haarlemse zilversmid Jan Verdoes in 1753. Deze bevinden zich in de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam.[5]

 

Theecultuur in Nederland

Het gebruik van thee hebben we in Nederland te danken aan de zeventiende eeuwse  koopvaardijvaarders van de VOC, die in China en Japan in aanraking kwamen met deze lekkere drank. Zij zagen handel in dit product en transporteerden grote hoeveelheden naar met name Amsterdam, waar de thee in pakhuizen werd opgeslagen en daarna voor hoge bedragen werd geveild. Thee was daardoor tot de eerste helft van de achttiende eeuw een drank voor uitsluitend de zeer welgestelden. Aanvankelijk werd thee zelfs als medicijn beschouwd, gepropageerd door artsen als Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp en Bontekoe. Thee zou het bloed zuiveren en de geest verhelderen en vooral de kas van de aandeelhouders van de VOC spekken. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de drank als genotmiddel genuttigd door veelal deftige dames, die theekransjes organiseerden. Het theegebruik begon in de achttiende eeuw steeds meer in zwang te raken. Er werden zelfs speciale ruimtes in huis en buitenshuis ingericht met een theetafel met alles erop en eraan. De theekoepels bij de buitenplaatsen o.a. aan de Vecht zijn daar nog een blijvend voorbeeld van.

 

Het theegerei bestond voornamelijk uit kostbare porseleinen en zilveren voorwerpen, die de hoge prijs van de thee nog eens onderstreepten. Zilversmeden kregen de opdracht kleine zilveren trekpotjes te vervaardigen en grote zilveren waterketels op komfoor (bouilloires), die dienden om heet water bij te schenken op de sterk gezette thee in het trekpotje. 

 

Ook zilveren theebussen, al dan niet met een slotje, en theekisten met diverse theebussen erin werden besteld. De theekisten bevatten meestal drie bussen, voor twee soorten thee met de mengbus in het midden.

 

Aan het einde van de achttiende eeuw werden er zilveren theeserviezen vervaardigd , bestaande uit theepot, suiker/kandij coup, melkkan, theelepeltjes, theebus met theeduim, soms ook vergezeld van een zilveren dienblad en koektrommels. Een theeduim is een schepje met een korte greep, dat precies in een theebus met scharnierend deksel past en waarmee men een afgepaste hoeveelheid thee in het trekpotje kan doen. In de negentiende eeuw was theedrinken een huiselijke aangelegenheid geworden. Tal van 19de eeuwse schilders beeldden een familie rond de theetafel af, een afspiegeling van de ultieme Hollandse gezelligheid. Nog later volgden de zilveren theezeef, de klontjestang en de lepelvaas. De kleine trekpot werd vervangen door een groter exemplaar, om de hele familie van op juiste sterkte gezette thee te kunnen voorzien.

 

Inmiddels zijn we enige eeuwen verder en kunnen we constateren dat thee een zeer algemene en niet dure drank is geworden, die bij het ontbijt of rond de klok van vier uur nog graag gedronken wordt. Om zich te onderscheiden van anderen, die inmiddels het gemak van theezakjes met inferieure kwaliteit hebben ontdekt, kopen liefhebbers graag weer losse thee in allerlei soorten in de daarvoor gespecialiseerde winkels. Uiteraard zal deze vaak handgeplukte thee duurder zijn dan het gruis in de zakjes. Wat is er nu mooier dan deze met zorg uitgezochte thee weer in een zilveren theebus te doen, de thee eruit te scheppen met een zilveren theeduim, de thee te schenken uit een mooie zilveren theepot in een porseleinen kopje? Dit is een goede manier om optimaal van de thee te genieten.


[1] Man 1914, pp. 38, 55.

[2] Tent. cat 1906, no 12, p. 5. Cat. Stedelijk Museum 1910, nr. 172. Bree 1978, no 440, p. 137. De beker is verbrand in 1940.

[3] Paul de Lamerie, de Londense zilversmid, vervaardigde in 1720-1721 ‘a fountain’ wijnvat met kraantje, in de vorm van een tuinvaas. Deze bevindt zich in de Hermitage, St. Petersburg. Cf. Wentworth Castle 2014, p. 145, fig. 5.

[4] Duyvené de Wit 1958, pp.33-34.

[5] Verbeek 1988, p. 21, afb.14.

DUTCH SILVER TEA CADDY

Jacobus Potholt, Middelburg, 1734

176 grams; 14 cm high

 

The vase-shaped silver tea caddy, embossed with acanthus above a spreading circular foot with gadroon and fluted rim, similar shoulder and border to the detachable cover, has a cone finial. 

The former owner’s initials PB are engraved below the foot rim. Fully marked at the neck and displaying assay stripes at the reverse, below the gadrooning, interior closing edge and cover. 

 

Maker’s mark I/ POTHOLT is attributed to Jacobus Potholt. Neither many data about Potholt have been registered other than that he became a master-silversmith at the Middelburg silbversmiths’ guild in 1699, nor many objects of his hand are known. This silver tea caddy is a quality item, made by Jacobus Potholt in 1734. This implies that he must have worked at least till 1734, having been 55-60 years of age at that time.

 

Futhermore, according to a guild invoice of 13 April 1711 Jacobus Potholt made a standing cup and cover for the Guild of Grocers, Pharmacists, Tabacco and Sugar merchants. Lambertus van der Toren, his fellow silversmiths’ guild member, did the gilding for this cup and cover, while his other fellow, Willem du Pré took care of the coat–of-arms on the cup. This cooperation is a good example of the way in which silversmiths used to work together within their guild.

 

As known, a VOC office was based in Middelburg. Initially, the focus was on trade in spices. In the 18th century the focus shifted to trade in silk, tea and porcelain.

 

The design of this tea caddy is derived from a classical ornamental garden vase. During the reign of Louis XIV, the French Sun King, garden vases did not only play a prominent role in the extensive parks, as they did in Roman times, but also vase-shaped ornaments appeared in architecture and sculptureIn the early 18th century silversmiths in France and in England adopted the vase shape for their largest silver objects, for example for a wine fountain with a spout in the form of a garden vase. After 1720, due to Daniel Marot’s designs, the classical vase shape was used for smaller silver objects in the Netherlands, like coffee urns, tea caddies, mustard pots and liturgical cruets.

 

In comparison, two Dutch vase-shaped tea caddies exist, made by Jan Verdoes in Haarlem in 1753, which are now in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam.

 

Tea culture in the Netherlands

Due to merchants of the East India Company (VOC), who came across tea ceremonies in China and Japan, tea was introduced in the Netherlands. They saw potential in this commodity and started transporting large quantities to Amsterdam, where it was stored in canal houses and then auctioned at high prices. Therefore, tea used to be an exclusive drink for the higher classes. Initially, tea was considered to be a medicinal beverage, which was promoted by doctors like Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp and Bontekoe. Tea would purify the blood, stimulate the mind and thus enrich the East India Company stakeholders. At the end of the seventeenth century tea was still a luxury product, drunk by wealthy ladies, who organised tea parties. In the beginning of the eighteenth century the popularity of tea increased. A special room in the house and even outside the house was furnished with a tea table and all the necessary accessories. Still standing tea domes at the river Vecht are relics of our tea drinking past.

The accessories consisted of precious porcelain and silver items, which stressed the high status of tea.

Silversmiths were commissioned to make small silver pots and large silver water kettles with burners on stands (bouilloires). Hot water from the latter ones was poured into the small silver pots, containing the tea. Furthermore, tea caddies (with locks) and tea chests with two or three silver caddies were ordered, for several tea blends.

Herkomst

-Sotheby’s Londen, 4 juli 1983, lot 303

Vergelijkende literatuur

-Tentoonstelling van Oud Goud en Zilverwerk, Middelburg 1906

-Marie G.A. de Man, Een en ander over het Goud- en Zilversmedsgilde te Middelburg, Amsterdam, 1914

-Th. M. Duyvené de Wit-Klinkhamer, Geschiedenis van het Nederlandse zilver, Amsterdam, 1958

- J. de Bree, Zeeuws zilver, Schiedam 1978.

-J. Verbeek, Nederlands zilver 1725-1780, Lochem, 1988

-Tentoonstellingscatalogus: Thema thee, de geschiedenis van de thee en het theegebruik in Nederland, Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, 1978

-Tijdschrift Cachet, ‘ Thee: bron van inspiratie’, nummer 28, september 2004

-Catalogus, Diplomats, Goldsmiths and Baroque Court Culture: Lord Raby in Berlin, The Hague and Wentworth Castle, The Wentworth Castle Heritage Trust 2014