European Silver SRI®

 

 

ZILVEREN SCHENKKAN
Johan Diederik Janssen, Amsterdam, 1766

42 gram bruto, 16 cm hoog

Het balustervormige kannetje, gedreven met asymmetrische ribben, met aan de bovenzijde een brede geschulpte en gemodelleerde rand, staat verhoogd op drie voluutvormige voetjes. Het scharnierende deksel is gemodelleerd in een asymmetrische krul. Het houten oor is bovenaan gevat in een zilveren bladvorm en aan de onderzijde gevat in een zilveren voluut. Volledig gekeurd aan de onderzijde en voorzien van een trembleersteek.

De toeschrijving van het meesterteken IDI in rechthoek door K.A. Citroen berust op de overeenkomst met de initialen van Johan Diederik Janssen en voorwerpen die overeenkomsten hebben met de werken die gemerkt zijn met het meesterteken van Johannes Schiotling.

Johan Diederik Janssen (Aurich ca. 1735-Amsterdam 1784) was de zwager van Johannes Schiotling, die Janssens zuster Margaretha Sophia Janssen in 1763 huwde. Johan Diederik Janssen zelf werd pas in 1766 poorter (burger) van Amsterdam en met de vermelding dat hij uit Aurich komt en zilversmid is. [1]

Hij zal dan ook in dit jaar zijn toegelaten tot het goud- en zilversmeden gilde van Amsterdam, zoals dit in de literatuur is vermeld. [2] In de biografie over Johan Diederik Janssen in De Lorm 1999, p. 445-446 is geschreven dat Johan pas in 1768 meester geworden is. Dit kan echter niet te kloppen omdat er nu drie voorwerpen bekend zijn, vervaardigd door Johan uit 1766, deze melkkan en twee komforen. [3]

Johan Diederik Janssen was getuige bij het huwelijk van zijn zuster Margaretha Sophia Janssen met Johannes Schiotling in 1763 [4] Het jaar ervoor, 1762, kocht Johannes Schiotling, afkomstig uit Gothenburg, het poorterschap om zich te kunnen inschrijven bij het goud- en zilversmedengilde van Amsterdam.

In mei 1766 werd Johan Diederik Janssen partner bij Schiotling. Tevens kwamen drie andere zilversmeden, uit Duitsland afkomstig, werken bij Schiotling, te weten Jan Arend, Wilhelmus Angenendt en Christoffel Mittscherlich, een zeer goede drijver.

Het compagnonschap met zijn zwager Johannes Schiotling zal in eerste instantie van financiële aard geweest zijn. Duidelijk is dat Johan Diederik al voordat hij poorter werd van Amsterdam actief moet zijn geweest bij zijn zwager Schiotling en dat hij na het verkrijgen van het poorterschap in juni, lid werd van het Amsterdamse gilde getuige de nu bekende voorwerpen met zijn meesterteken en gezien Janssens testament van 1774 dat hem vermeldt als Mr. Zilversmid en eveneens bij zijn poorterschap in 1766.

In december 1768 huwde Johannes Catarina Oortghijsen (Oortgijssen) uit Amsterdam en woonde op de Egelantiersgracht. [5] Vermoedelijk heeft het echtpaar slecht één zoon gekregen in juni 1770, Johan Diederik. De zilversmid Johan Diederik werd begraven op 21 mei 1784 in de Oude Luthersche Kerk te Amsterdam. Catarina overleed eerder en werd begraven op 17 mei 1780, eveneens in de Oude Luthersche Kerk. 

 

Johan Diederik Janssens kompaan Schiotling kocht in 1771 een huis in de Kalverstraat, tegenover de Heiligenweg, om daar een kashouderij (winkel) te vestigen. Zijn werkplaats behield hij in de Egelantierstraat. Het echtpaar Schiotling kreeg twee zoons, Johannes Hendrik en Andreas, beiden werden ook zilversmid. Na het overlijden van Johannes Schiotling in 1799 werd de zaak voortgezet door zijn zoon Andreas en zijn weduwe Margaretha. Een afbeelding van het echtpaar, vervaardigd in was, is bekend. Dit dubbelportret is gemaakt door zijn zilverdrijver Christoffel Mittscherlich. Het dubbelportret is nu in het Amsterdam Museum en bevond zich tot 1993 in de Hartcourt Collections.[6]



Het oeuvre van Johan Diederik Janssen is niet groot. Het is voornamelijk groot- en schepwerk en een Sabbatslamp uit 1772. [7] De samenwerking van Schiotling en Janssen komt goed naar voren in een vergelijkbaar schenkkannetje met het meesterteken van Schiotling vervaardigd in 1768. [8] Het kannetje staat op soortgelijke pootjes en het lichaam is soortgelijk gedreven. Ook het deksel vertoont verwantschap met het schenkkannetje van Johan Diederik Janssen uit 1766. [9] Verder is een tabakspot uit 1774 met het meesterteken van Johan Diederik Janssen, nu in het Amsterdam Museum, met als bekroning een tuiltje bloemen goed te vergelijken met een tabakspot van Johannes Schiotling uit 1776, nu in het Rijksmuseum Amsterdam. De structuur en opbouw van beide tabakspotten vertonen grote verwantschap. [10]

Uit zijn oeuvre blijkt dat Johannes Diederik Janssen in de loop van de jaren tot aan zijn dood in 1784 verschillende zilveren voorwerpen heeft vervaardigd. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat hij niet alleen voor Johannes Schiotling heeft gewerkt, maar ook voorwerpen vervaardigde in zijn eigen atelier. Deze melkkan uit 1766, het eerste jaar dat hij werkte als zilversmid te Amsterdam, is een zeer vroeg voorwerp van de hand van Johan Diederik Janssen.

 



[1] Hij werd ingeschreven in het poorterboek van Amsterdam op 10 juni 1766. (GAA Pb dl 24, p. 160).

[2] Citroen 1975, nr. 428. Tent.cat. 1976, cat nr. 79 en 80. 

[3] Komforen, privé collectie Nederland.

[4] GAA 5001, inv. 740, p.52.

[5] GAA 5001, inv. 74, p.359

[6] H. Vreeken, Christoffel Mittscherlich (1740-1793), Een dubbelportret in gepolychromeerde was, Antiek, oktober 1994, pp. 46-47. Het inventarisnummer van dit dubbelportret is KA 19321. In dit artikel gaat Vreeken uitgebreid in op het dubbelportret van de zilversmid

Mittscherlich. Hartcourt Collection, zie Sotheby’s London, 10 juni, 1993, lotnummer 231.

[7] Sotheby’s Mak van Waay, Amsterdam, 23 januari 1975, lot 1270. Hier is beschreven dat de jaarletter 1769 is. In de aantekeningen van K.A. Citroen is het jaar 1772 genoemd.

[8] Tent. Cat., Catalogus der tentoonstelling van Antieke Goud- en Zilverwerken, Friesch Museum te Leeuwarden, 1927, no 745. Collectie Frans Smulders, Den Haag, tot 1937 in veiling Kleykamp, Den Haag, 11 november 1937, lot 419.

[9] In onze collectie was aanwezig een schenkkannetje uit 1773 (12RM154) en een soeplepel uit 1779 (14R238).

[10] Tabakspot van Janssen, zie Vreeken 2003, nr. 88, p. 184, inv.nr. KA 19564. Tabakspot van Schiotling, zie De Lorm 1999, nr. 12, pp. 195-196,  inv. nr. BK 15710.

 

DUTCH SILVER JUG

JOHAN DIEDERIK JANSSEN, AMSTERDAM, 1766

424 grams all in; 16 cm high

 

The spirally fluted baluster body, adorned with a moulded border around the neck, is raised on three scroll supports. The lid is hinged and moulded into a swirl. The scroll ebony handle terminates in a silver scroll mount. Fully marked at the reverse and displaying assay stripes.

The attribution of the maker’s mark IDI in rectangle by K.A. Citroen was made on the basis of Johan Diederik Janssen’s initials and the striking similarities of some of his silver objects with silver objects made by Johannes Schiotling.

Johan Diederik Janssen (Aurich ca. 1735-Amsterdam 1784) was Johannes Schiotling’s brother-in-law. The latter married Janssen’s sister Margaretha Sophia Janssen in 1763. Three years later in 1766 Johannes Diekerik Janssen became poorter (burgher) of Amsterdam, with an annotation that he ‘comes from Aurich and is a silversmith’. It is likely that he was admitted to the guild that same year, as described in literature (Citroen, 1975, no 428). However, in his biography (De Lorm 1999, pp. 445-446) it was assumed that he became a master in 1768. Three objects, made by Johan Diederik Janssen in 1766, this milk jug and two braziers, support the former hypothesis.

Johan Diederik Janssen was a former witness at the wedding of his sister Margaretha Sophia Janssen and Johannes Schiotling in 1763. The previous year, in 1762, Johannes Schiotling from Gothenburg, had bought the Amsterdam citizenship in order to be admitted to the Amsterdam silversmiths’ guild. In May 1766 Johan Diederik Janssen joined Schiotling’s workshop, together with three other German silversmiths: Jan Arend, Wilhelmus Angenendt and Christoffel Mittscherlich. The latter was an excellent chaser. Initially, the partnership with his brother-in-law Schiotling might have been financially driven. It is obvious that Johan Diederik Janssen, even before he became poorter of Amsterdam, had been active at Schiotling’s workshop. After this formality in June 1766, obtaining ‘het poorterschap’, he most likely thereafter enrolled at the Amsterdam silversmiths’ guild, given the existing silver objects, dated 1766, and the referral of him as Mr Zilversmid at the poorter registration office in 1766.

In December 1768 he married Johannes Catarina Oortghijsen (Oortgijssen) from Amsterdam and lived at Egelantiersgracht. Presumably, the couple had only one son in June 1770, Johan Diederik. Johan Diederik  Janssen, the silversmith, was buried in the Oude Luthersche Kerk, Amsterdam on 21 May 1784. Catarina had already died and was buried in the same church on 17 May 1780.

In 1771 Schiotling, Janssen’s compagnon and brother-in-law, bought a house at Kalverstraat, opposite Heiligeweg in Amsterdam, where he opened a shop, a ‘kashouderij’. His workshop remained in Egelantierstraat. Schiotling’s two sons, Johannes Hendrik and Andreas also became silversmiths. After Schiotling’s death in 1799, his widow Margaretha and his son Andreas took over the workshop. Christopher Mittscherlich made a lovely double portrait of the couple in wax, which is now in the collection of the Amsterdam Museum and used to be in the Hartcourt Collections until 1993.

Johan Diederik Janssen’s oeuvre is not so extensive. It mainly comprises service work, flatware and a Sabbath’s lamp, dated 1772. The Schiotling-Janssen cooperation is striking in a 1768 similar milk jug, bearing the maker’s mark of Schiotling. It stands on similar supports and the body is similarly chased. Also the moulded lid displays similarities to the lid of the 1766 milk jug by Johan Diederik Janssen.

Furthermore, a 1774 tobacco jar with a floral spray finial, struck with the maker’s mark of Johan Diederik Janssen, now in the Amsterdam Museum, is very well comparable to a 1776 tobacco jar by Johannes Schiotling, now in the Rijksmuseum, Amsterdam. The structure of both tobacco jars is similar.

From his ouevre it is known that Johan Diederik Janssen, until his death in 1784, has made various sorts of silver objects. It might be concluded that he did not only work in Schiolting’s workshop, but that he also had one of his own. This milk jug, dated 1766, the first year he worked as an Amsterdam silversmith, is therefore an early work by this master.

Vergelijkende literatuur

- J. R. de Lorm, Amsterdams Goud en Zilver, Zwolle, 1999

-Tent. cat., Johannes Schiotling, een Amsterdamse zilversmid (1730-1799) en zijn kring, Amsterdam 1976, p. 15, nr. 2.

-Tent. cat., Rococo in Nederland, Rijksmuseum, Zwolle, 2001, p. 146, nr. 65, p. 150, nr. 70.

- H. Vreeken, Goud en Zilver met Amsterdamse keuren, Amsterdams Historisch Museum, Zwolle, 2003