European Silver SRI®

 

 

ZILVEREN THEEBUS
Jacobus Jongsma, Leeuwarden, 1718

93 gram, 12,5 cm hoog

Het balustervormige lichaam is geribd en gedreven met een rand van gestileerd acanthusblad en lambrekijns. Bij de hals is een godronrand aangebracht, evenals op de ronde voetrand en de rand van de afneembare ronde dop. Volledig gekeurd op het lichaam aan de onderzijde, jaarletter op de sluitrand, en voorzien van trembleersteken op lichaam onderzijde, voetrand, sluitrand binnenzijde en het deksel binnenzijde.

 

De zilversmid

Jacobus Jongsma, zoon van goudsmid Yme Jongsma en Hiske Encudides, werd gedoopt op 2 maart 1686 te Leeuwarden. Hij ging in 1697 in de leer bij de bekende Leeuwarder zilversmid Johannes van de Lely en werd meester-zilversmid in 1707. In 1711 trouwde hij met Bauke Sterringa, nadat hij in 1710 een huis aan het Nauw gekocht had. [1] Naast zijn professie van zilversmid was Jongsma burgervaandrig en lid van de vroedschap van 1712 tot aan zijn overlijden in 1726. Tevens was hij schepen van 1721-1724. [2]

 



Jacobus Jongsma vervaardigde profaan zilverwerk dat stilistisch sterk overeenkomt met dat van de zilversmeden Andele Andeles en Hans Atsma en Johannes van der Lely, door wie soortgelijke theebussen werden vervaardigd. [3] Het specifieke ornament op deze theebus is ook terug te vinden bij zilverwerk van Johannes van der Lely, die immers zijn leermeester was. Jacobus Jongsma was vervaardiger van een deel het Leeuwarder Stadszilver, bestaande uit 18 stel lepels, vorken, messen, 2 groentelepels en 2 visscheppen. Jongsma vervaardigde in de periode 1723-1725 in totaal 16 paar vorken en lepels voor de stad, alle voorzien van het stadswapen.

In de collectie van de Ottema-Kingma Stichting bevindt zich een zilveren theeketel, vervaardigd door Jacobus Jongsma. De theeketel in ondergebracht in het Fries Museum. [4] De theeketel en deze theebus vertonen hetzelfde specifieke ornament. Eveneens in de collectie van OKS bevindt zich een bijbel met gouden bijbelbeslag, dat vervaardigd werd door Jacobus Jongsma en ondergebracht is in Museum Martena in Franeker, in het huis van de voormalige eigenaar van de bijbel, Suffridus Westerhuis (1668-1731).

 

Theecultuur in Nederland 

Het gebruik van thee hebben we in Nederland te danken aan de zeventiende -eeuwse koopvaardijvaarders van de VOC, die in China en Japan in aanraking kwamen met deze lekkere drank. Zij zagen handel in dit product en transporteerden grote hoeveelheden naar met name Amsterdam, waar de thee in pakhuizen werd opgeslagen en daarna voor hoge bedragen werd geveild. Thee was daardoor tot de eerste helft van de achttiende eeuw een drank voor uitsluitend de zeer welgestelden. Aanvankelijk werd thee zelfs als medicijn beschouwd, gepropageerd door artsen als Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp en Bontekoe. Thee zou het bloed zuiveren en de geest verhelderen en vooral de kas van de aandeelhouders van de VOC spekken. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd de drank als genotmiddel genuttigd door veelal deftige dames, die theekransjes organiseerden. Het theegebruik begon in de achttiende eeuw steeds meer in zwang te raken. Er werden zelfs speciale ruimtes in huis en buitenshuis ingericht met een theetafel met alles erop en eraan. De theekoepels bij de buitenplaatsen o.a. aan de Vecht zijn daar nog een blijvend voorbeeld van.

 

Het theegerei bestond voornamelijk uit kostbare porseleinen en zilveren voorwerpen, die de hoge prijs van de thee nog eens onderstreepten. Zilversmeden kregen de opdracht kleine zilveren trekpotjes te vervaardigen en grote zilveren waterketels op komfoor, die dienden om heet water bij te schenken op de sterk gezette thee in het trekpotje. Ook zilveren theebussen en theekisten met theebussen erin werden besteld. De theekisten bevatten meestal drie bussen, voor twee soorten thee met de mengbus in het midden.


[1] Groot Consentboek, 77.

[2] Voet 1974, nr.451. Voet 1932, p. 55.

[3] Theebus Andele Andeles 1713,Tent.cat.1985, nr. 119;Theebus Hans Atsma 1728, Christie’s Amsterdam, 4 maart 2003, lot 3001; Theebus Hans Atsma 1732, Christie’s New York, december 1978.

[4] OKS nr.03768; Tent.cat. nr.140; Frederiks 1960, nr. 334. Afkomstig uit de nalatenschap van Anna Clara Electra Collot d’ Escury- Van Asbeck.

DUTCH SILVER TEACADDY

Jacobus Jongsma, Leeuwarden, 1718

93 grams, 12,5 cm high

 

The baluster-shaped and fluted body is embossed with a border of stylised acanthus leaves and lambrequins. Bordered with gadrooning at the neck, at the circular foot rim and at the rim of the detachable cover. Fully marked at the reverse; date letter struck at the neck rim and displaying assay stripes at the reverse, footrim, neck rim and interior of the cover. 

 

The silversmith

Jacobus Jongsma, son of Yme Jongsma, a goldsmith, and Hiske Encudides, was christened on 2 March 1686 in Leeuwarden. In 1697 he started his apprenticeship with Johannes van der Lely, a well-known Leeuwarden silversmith and in 1707 he became a master silversmith himself. In 1711 he married Bauke Sterringa, after he had bought a house at ‘Het Nauw’ in 1710. Jongsma was not only a silversmith, but also a civil ensign bearer and member of the town council from 1712 until his death in 1726. He was also an alderman from 1721-1724. 

Jacobus Jongsma’s profane silverwork resembles the silverwork by other Leeuwarden silversmiths, such as Andele Andeles, Hans Atsma and Johannes van der Lely, who made similar tea caddies. The specific ornament on this tea caddy also appears in Johannes van der Lely’s silverwork, who actually was his teacher. Jacobus Jongsma made part of ‘Leeuwarder Stadszilver’, silverwork for the town hall, comprising 18 sets of spoons, forks and knives and 2 serving spoons and 2 fish ladles. Jongsma made 16 pairs of forks and spoons from 1723 till 1725 for the city, engraved with the coat of arms of Leeuwarden.  

 

The collection of the Ottema-Kingma Foundation (OKS) obtained a silver teakettle, made by Jacobus Jongsma. The teakettle is now in the Fries Museum. The teakettle and this tea caddy display the same specific ornamentation. A Bible with golden mounts and clasps, made by Jacobus Jongsma is also in the collection of OKS and it is on display in the Museum Martena in Franeker, the former house of Suffridus Westerhuis (1668-1731), the former owner of the bible.

 

Tea culture in the Netherlands

Due to merchants of the East India Company (VOC), who came across tea ceremonies in China and Japan, tea was introduced in the Netherlands. They saw potential in this commodity and started transporting large quantities to Amsterdam, where it was stored in canal houses and then auctioned at high prices. Therefore, tea used to be an exclusive drink for the higher classes. Initially, tea was considered to be a medicinal beverage, which was promoted by doctors like Anthoni van Leeuwenhoek, Boerhave, Tulp and Bontekoe. Tea would purify the blood, stimulate the mind and thus enrich the East India Company stakeholders. At the end of the seventeenth century tea was still a luxury product, drunk by wealthy ladies, who organised tea parties. In the beginning of the eighteenth century the popularity of tea increased. A special room in the house and even outside the house was furnished with a tea table and all the necessary accessories. Still standing tea domes at the river Vecht are relics of our tea drinking past. The accessories consisted of precious porcelain and silver items, which stressed the high status of tea. Silversmiths were commissioned to make small silver pots and large silver water kettles with burners on stands. Hot water from the latter ones was poured into the small silver pots, containing the tea. Furthermore, tea caddies and tea chests with two or three silver caddies were ordered, for several tea blends.

Vergelijkende literatuur

-E. Voet Jr., Merken van Friesche Goud- en Zilversmeden, Den Haag, 1932

-J.W. Frederiks, Dutch Silver, Vol IV, Den Haag, 1961

-A. Wassenbergh en E. J. Penning, Merken van Friese Goud- en Zilversmeden door E. Voet jr., Den Haag, 1974

-Tent. Cat., Catalogus Fries Museum Leeuwarden, Fries Zilver, Arnhem, 1985