European Silver SRI®

 

 

ZILVEREN TABAKSPOT
Valentijn Casper Bömcke (Beumke), Amsterdam, 1762

735 gram, 17,5 cm hoog; 15 cm breed

De grote gebombeerde tabakspot met geschulpte hoeken staat op vier voluutvormige voetjes, waartussen een rand van rocailles is aangebracht. De afneembare deksel is gegoten en gedreven met rocailles en heeft een bekroning in de vorm van een bloemknop. De onderzijde is gegraveerd met de naam Gerrit Schuurman Lindelay. Volledig gekeurd aan de onderzijde en voorzien van trembleerstreken.


In het Nationaal Archief is een verwijzing naar de naam Gerrit Schuurman Lindelay gevonden. Op 30 oktober 1837 laten de executeurs van de boedel van Gerard Schuurman Lindelay een slavin, genaamd Clorigina Cesaria (Clausina Cesaria Lijnzaad) vrij in Curaçao. De zogenaamde ‘manumissies’ zijn vrijlatingen van slaven, nog voordat de slavernij in 1863 werd afgeschaft. Het document maakt ook duidelijk dat Gerard (Gerrit) voor 30 oktober 1837 overleden is.[1]


Valentijn Casper Bömcke, afkomstig uit Dortmund, staat vermeld als poorter van Amsterdam in 1757 en het is aannemelijk dat hij ook in dit jaar meester werd. In hetzelfde jaar huwde hij Catharina Magtelt Halfman, zijn eerste echtgenote. Als adres staat de Noorderstraat vermeld. Tevens komt Bömcke voor op een lijst van de Generaliteitsmuntkamer uit 1768 van werkzame meesters. De laatste twee jaren van zijn werkzame leven werkte hij uitsluitend voor de firma Gebroeders Peirolet. Valentijn Casper Bömcke stierf in 1782. Zijn zoon Cornelis Hendrik uit zijn eerste huwelijk, ook zilversmid, heeft na de dood van zijn vader vermoedelijk nog even onder het teken van zijn vader als zilversmid gewerkt. Daarna kreeg Cornelis zelf het poorterschap en kon vervolgens pas toen zijn meesterproef afleggen.


[1] Nationaal Archief, toegangsnr. 1.05.12.02; inventaris nr. 13; folio nr.689

The large bulbous tobacco jar is raised on four scroll supports, bordered by rocaille in between. The detachable cover is cast and chased with rocaille and has a flower bud finial. The inscription at the reverse reads: Gerrit Schuurman Lindelay. Fully marked at the reverse and displaying assay stripes.

Valentijn Casper Bömcke (Beumke), who came from Dortmund, Germany, registered as ‘poorter’ (citizen) of Amsterdam in 1757. It is likely that he became a master of the silversmiths’ guild that same year. In 1757 he also married Catharina Magtelt Halfman. The couple’s address was Noorderstraat in Amsterdam. Bömcke’s name as a master appears on a list of the ‘Generaliteitsmuntkamer’, dated 1768. The last two years of his active life he spend working for the company Peirolet in Amsterdam. Valentijn Casper Bömcke died in 1782. His son from his first marriage, Cornelis Hendrik, also became a silversmith. After his father’s death he probably made use of his father’s makers mark for a while. Thereafter, he himself became ‘poorter’ of Amsterdam and subsequently could do the master’s test of the guild.

Vergelijkende literatuur

- E. Voet Jr., Merken van Amsterdamsche Goud- en Zilversmeden, Den Haag, 1912, nr. 457

-K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam, 1975, nr. 869

-Voor biografische gegevens, zie H. Vreeken, Goud en Zilver met Amsterdamse keuren, Amsterdams Historisch Museum, Zwolle, 2003, p. 421