European Silver SRI®

 

 

PAAR ZILVEREN KANDELAARS
Valentijn Casper Bömcke (Beumke), Amsterdam, 1773

24 cm hoog, 1040 gram

De achtkante kandelaars staan op een geprofileerde voet met cannelures. Boven de nodus verrijst de zich verbredende schacht met vaasvormige kaarsenhouder, die beide eveneens gecanneleerd zijn. De losse ronde vetvanger heeft een gegodronneerde rand, die ook op de voetrand ter decoratie is toegepast. Volledig gekeurd aan de onderzijde en voorzien van een trembleerstreek.


In het boek ‘Delfts Zilver’ zijn deze kandelaars opgenomen als verwijzing naar een paar kandelaars die zich in Het Prinsenhof bevinden.[1] Het paar in het museum is vervaardigd in 1772 door de Delftse zilversmid Dirk van de Goorberg en is vrijwel identiek.[2] Het design van deze kandelaars komt niet veel voor en is een overgang in stijl naar het Classicisme in de Nederlanden, dat zijn aanvang had in 1770.

 

Zeker is dat de Haagse zilversmeden nog volop bezig waren in de rococostijl, getorste schachten en voeten. Het eerste voorbeeld in Den Haag, met de klassieke elementen en structuur, is vermoedelijk een paar kandelaars vervaardigd door de Haagse zilversmid Johannes van der Kruyf in 1776.[3] Het paar zal gemaakt zijn met als voorbeeld kandelaars uit Engeland, waar de zilversmeden al vroeger werkten in deze stijl.[4]

 

De kandelaars van Bömcke grijpen deels terug op vormentaal uit de klassieke oudheid en zijn door hun vormgeving vroege voorbeelden van deze stijl, terwijl deze stijl al door de Amsterdamse zilversmid Frederik Manicus was geïmplementeerd in 1770.[5] De Amsterdamse zilversmid Dirk Evert Grave kan ook als één van voorlopers van deze stijl gezien worden met een paar kandelaars uit 1771/72.[6] De zilversmid Wilhelmus Angenendt moet eveneens als een van de voorlopers gezien worden. Hij vervaardigde in 1772 kandelaars waarvan de basis in deze stijl is, maar hij heeft de decoratie verder uitgewerkt met geappliqueerd blad- en bloemfestoenen. Onverwacht is dit niet bij de zilversmid Angenendt, hij werkte immers sinds 1766 bij Johannes Schiolting als werkmeester tot 1770, het jaar dat hij werd ingeschreven bij het goud- en zilversmeden gilde van Amsterdam.[7]Schiotling kan gezien worden als één van de meest getalenteerde zilversmeden in die tijd in Amsterdam met een grote en voorname clientèle. De smeden zullen zeker onderling contact hebben gehad over stijlen die als modern beschouwd kunnen worden in die tijd en dat geldt ook voor Valentijn Casper Bömcke. Dat Bömcke meespeelde blijkt uit kandelaars die hij gemaakt heeft in 1771, een soortgelijke set kandelaars. [8]

 

Valentijn Casper Bömcke, afkomstig uit Dortmund, staat vermeld als poorter van Amsterdam in 1757 en het is aannemelijk dat hij ook in dit jaar meester werd. In hetzelfde jaar huwde hij Catharina Magtelt Halfman, zijn eerste echtgenote. Als adres staat de Noorderstraat vermeld. Tevens komt Bömcke voor op een lijst van de Generaliteitsmuntkamer uit 1768 van werkzame meesters. De laatste twee jaren van zijn werkzame leven werkte hij uitsluitend voor de firma Gebroeders Peirolet. Valentijn Casper Bömcke stierf in 1782. Zijn zoon Cornelis Hendrik uit zijn eerste huwelijk, ook zilversmid, heeft na de dood van zijn vader vermoedelijk nog even onder het teken van zijn vader als zilversmid gewerkt. Daarna kreeg Cornelis zelf het poorterschap en kon vervolgens pas toen zijn meesterproef afleggen.[9]



[1] Biesboer 2020, p. 67 en afb. 20

[2] Biesboer 2020, p. 297 afb. 110

[3] Dit paar kandelaars was in de collectie Jacob J. Roosjen, 2019.

[4] Nadat bij opgravingen in 1763 duidelijk was geworden dat de stad die gevonden werd onder het puin werkelijk Pompeii was, spoedden geïnteresseerden zich erheen om zich op de hoogte te stellen van de archeologische vondsten. Zo ook Sir William Hamilton, ambassadeur van Engeland in het koninkrijkje Napels-Sicilië en fervent archeoloog. Hij begon opgegraven vazen te verzamelen uit Herculaneum en Pompeii die hij in 1771 als collectie verkocht aan het British Museum. Zijn vaste tekenaar Pietro Fabris maakte talloze afbeeldingen van de opgravingen. Giovanni Piranesi maakte een ets met daarop de steen met opschrift ‘Pompeii’. De vondsten vormen een grote inspiratie bron voor ambachtslieden en ontwerpers in Europa, die ornamenten uit de klassieke oudheid gaan verwerken in hun ontwerpen. Een nieuwe stijl, het Classicisme was geboren, als reactie op de frivole Rococo stijl.

[5] Dit paar kandelaars is soortgelijk in structuur. Manicus heeft de kandelaars versierd met guirlandes en een iets andere de voetrand. A. Aardewerk, Den Haag, 1990

[6] Zie Hubert Vreeken, Stavelij jaarboek 2005, Achttiende-eeuws zilver van het regentengeslacht Van Hoorn in het Amsterdams Historisch Museum, Nijmegen, 2005,p. 76 Amsterdam Museum, inv nr. KA2184 en KA 21815

[7] K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam, 1975, nr. 1221

[8] Kunsthandel Nederland, 2019

[9] Voet 1912, nr. 457; Citroen 1975, nr. 869; Vreeken 2003, p. 421.

 

 

A PAIR OF DUTCH SILVER CANDLESTICKS

Valentijn Casper Beumke (Bömcke), Amsterdam, 1773

1040 grams; Height 24 cm.

This pair of silver candlesticks by the Amsterdam silversmith Beumke is an early example of Neoclassicism in the Netherlands. The style is derived from classical antiquity. 

 

After Pompeii had been discovered in 1763, many interested people rushed to the spot in order to inform themselves about the archaeological excavations, among them Sir William Hamilton, Ambassador of England in Naples-Sicily. The archaeological findings were a wonderful source of inspiration for craftsmen and designers in Europe, who started deriving ornaments from antiquity. A new style, Neoclassicism, was born, as a reaction to the rather frivolous Rococo style.

 

Whereas many silversmiths in The Hague were still executing their objects in Rococo style, with asymmetrical features, many Amsterdam silversmiths embraced this new style in the 1770s, which started in England. Beumke’s fellow guild members, Frederik Manicus in 1770, Dirk Evert Grave in 1771/72, Wilhelmus Angenendt in 1772, made candlesticks in neoclassical style. The first Hague silversmith who followed the new fashion was probably Johannes van der Kruyf , who made a pair of column stem candlesticks in 1776.

 

This pair of candlesticks has been referred to in the new book Delfts Zilver, for the Delft silversmith Dirk van de Goorberg made a similar pair in 1772, which is in the collection of museum Het Prinsenhof, Delft.

Literatuur

-P. Biesboer, Delfts Zilver, Delftse Goud en zilversmeden en hun merken, 1536-1807, Zwolle, 2020

Vergelijkende literatuur

-B. van Benthem, Twee eeuwen tafelzilver, de Amsterdamse zilversmeden Helweg 1753-1965, Zwolle, 1993.

-H. Vreeken, Goud en Zilver met Amsterdamse keuren, Amsterdams Historisch Museum, Zwolle, 2003